Niemand heeft mij opgemerkt in de winkelstraat,
op de grote markt of bij het station
niemand vroeg naar de weg of de tijd
en over het weer is al zoveel gepraat
door mannen en vrouwen die niet weten wat gezegd
ik vraag me zelden af wie achter de deuren woont
van huizen waar ik voorbij kom,
waar een auto heenrijdt of wat men van me zal denken
als ik met ongepoetste schoenen naar de bakker ga
ik weet dat de postbode alleen rekeningen brengt,
dat de telefoon niet rinkelt,
dat er niemand op bezoek komt
en dat het goed is om een tuin te hebben in de zomer
op de kast staat een foto van iemand die ik dacht te kennen
Ik heb ook een spiegel waarin de zon
mijn eerste grijze haren zilver schijnt
en een tv die nooit aanstaat.
Ik zou een papegaai willen hebben
en hem alle mooie woorden leren
die mensen onder voorbehoud tegen elkaar kunnen zeggen
Janne